donderdag 27 mei 2010

Ik wil mij even kwijt.

Als ik mijzelf verbannen kon,

deed ik dat af en toe.

Chagrijnig, piekerig, te gevoelig,

of gewoon heel moe.

Als ik mijzelf verbannen kon, het leek zo’n goed idee,

maar waar ik ook naartoe ga, ik ga altijd met mij mee.


Als ik mijzelf de keel uit hang,

't gebeurt zo nu en dan.

Ging ik het liefst een blokje om,

zonder mijn eigen als ‘t kan.


Niet dikwijls, heel soms,

dat ik ben uit humeur.

Slapen is de oplossing,

klaar met het gezeur!


Ogen dicht, in stand-by stand,

met nieuwe dag voor de boeg.

en let maar op 't komt weer goed:

super vrolijk morgen vroeg!

woensdag 26 mei 2010

Puppy-love

Hij zat op een bankje,

ik glimlachte naar hem.

Hij lachte tandeloos terug.


Of mijn pup op schoot mocht.


Tien minuten zat hij de pup te aaien,

tien minuten genieten:

voor pup, voor bankmannetje,

voor mij,

vandaag maakte mijn hondje een wild vreemde blij.


Morgen loop ik weer langs het bejaardentehuis,

ik hoop dat hij er is,

de man zonder tanden,

met verrimpelde honden-aai-handen.

donderdag 20 mei 2010

De hemel in mijn hoofd.

Ik geloof niet in een hemel,

ik hoop erop.

Ik hoop zo hard, zo intens, zo vaak,

Totdat het bijna, bijna, geloof wordt. Bijna.


Ik hoop zo hard,

laat mijn fantasie erop los.

Daar zit je dan, engelachtig,

nog altijd even prachtig,

Een wolkachtig gebied met heel mooi fel licht,

watervallen, zonneschijn,

alles vrolijk, leuk, mooi, liefdevol en fijn.

En niets negatiefs zou er zijn.


Even verderop in mijn fantasie,

jij heft een glas champagne,

je zwaait, je lacht, met je andere hand een handkus gebaar:

je laat me weten: ik ben hier, jij bent daar,

lieve schat, dat is toeval, da’s geen bezwaar.


Als ik dan later oud, grijs, verrimpeld en verschrompeld,

ook in de hemel naar binnen mag,

sta jij daar als die nog altijd jonge deerne, ontvangt me met een lach.

Jij bent immers nooit ouder geworden dan op je mooist, de bloei van je leven,

je zou me een dikke knuffel geven.


“Bedankt,” zal je zeggen,

“je leefde voor twee,

en daardoor beleefde ik vanaf hier intens met je mee.

Je hebt het geweldig gedaan, je hebt er alles uitgehaald,

van je fouten geleerd, zo gelukkig als mogelijk & bewust genietend de eindstreep behaald.

Via jou mocht ik hier meemaken wat ik daar niet meer zelf mocht beleven,

je hebt me je mooiste gedachten gegeven, het is mooi geweest, een prachtig leven”


Soms hoop ik, wens ik, wil ik een teken,

dat het goed met je gaat,

je ons nooit helemaal verlaat.

Dat je kijkt met verwondering, liefde, ontroering, verbazing, goedkeuring, een lach,

je weet dat ik aan je denk iedere dag.


Ik geloof niet in een hemel,

ik hoop erop.

Ik hoop zo hard, zo intens, zo vaak,

dat ik fantaserend mijn eigen hemel maak.

Totdat het bijna, bijna, geloof wordt. Bijna.


woensdag 19 mei 2010

Later als ik groot ben.

Zat in jouw buik,

sliep op jouw borst.

Heel wat keren,

mocht ik van jullie leren.


Duizenden knuffels en kusjes ontvangen,

een thuis om naar terug te verlangen.

Altijd een veilige haven, een plek om naar terug te gaan,

ook nadat ik allang op eigen benen kon staan.


Later als ik groot ben,

woon ik op mijzelf.

Later als ik groot ben,

kan ik alles zelf.


Eenmaal op kamers,

wat een hard gelach.

Was dit het dan?

Alles doen wat je wilt, dat het mag?

Ik voelde me totaal nog niet volwassen en groot,

heel stiekem wilde ik vaak terug op ouders schoot.


Later als ik groot ben,

kijkend om me heen,

eigen woning, eigen geld,

eigen liefde, is dat wat telt?


Nog heel even en ik ben de bruid,

kleed mama me nog een keer aan,

geeft papa mij weg, symbolisch wel te verstaan.

Klinkt het heel onvolwassen als ik zeg;


Misschien wel groot,

maar toch ook fijn,

te weten dat ik altijd hun kind zal zijn.


dinsdag 18 mei 2010

Anders is gewoon.

Hij is anders,

zo kun je zeggen,

anders dan anders,

dan jij en ik.


Maar ben ik al niet anders dan jij,

ben jij niet “gewoon anders dan ik?”

Niemand is als ik,

ben ik dan anders?

Niemand is precies als jij,

ben jij dan anders?


Wat is anders,

vraag ik mij?

Nee, ik snap “je weet toch wel wat ik bedoel” niet,

of beter gezegd, ik wil het niet snappen.


Anders is niet standaard.

Oh, niet standaard is anders.

Dan vraag ik op mijn beurt: wat is de standaard?

Dan hoor ik “nou “gewoon” “het” gemiddelde.”


Goed, boodschap begrepen,

ik zal niet flauw doen,

zal niet vragen, wat dan het gemiddelde is.


Ergens weet ik wat ze bedoelen,

maar ik kan en wil het niet zo voelen:

anders is gewoon hetzelfde,

want iedereen is anders,

niemand is hetzelfde.


Het zal wel aan mij liggen,

dat ik er niet aan wil,

maar anders om een syndroom, ziekte of handicap,

bij mij wil het er niet in.

Voor mij ben je gewoon,

dus anders.

Net als ik, net als hij, net als zij.

Doodgewoon anders.

Doodgewoon jezelf.

vrijdag 14 mei 2010

Wat was, wat is, wat blijft, wat gaat, wat komt.

Het was alsof het nooit anders geweest is,

het is alsof het altijd zo was.

En was het niet geworden zoals het nu is,

dan was ik nooit zo gelukkig als ik nu ben.


Bedankt, dat het is zoals het is,

dat het was zoals het was.

dat het niet is zoals het was,

dat ik mag zijn waar ik nu ben.


Het was zoals het was en

het is zoals het is,

Wat voel ik me gelukkig dat ik ben waar ik ben.


Wat morgen komt is te ver weg,

wat gisteren was komt nooit meer terug.

Wat mooi was wil ik koesteren,

Wat lelijk of verdrietig was, is geweest, leer ik van, laat ik los,

waar ik ben is waar ik wil zijn.


Wat was is geweest,

wat is, is nu.

Het was zoals het was,

Het is zoals het is.